online adverteren www.m4n.nl

Op weg naar een nieuwe wereldorde

vrijdag 4 december 2009,

Daags voor het begin van de bombardementen op Afghanistan deed de Britse premier Tony Blair in een toespraak tot het partijcongres van Labour een oproep om de aanslagen in de Verenigde Staten ook te benutten om een wezenlijk begin te maken met de inrichting van een nieuwe wereldorde. ‘Het monument (voor de slachtoffers, red.) kan en moet groter zijn dan het simpelweg straffen van de schuldigen.


In de wereldpolitiek lijkt slechts nog plaats voor bombarderen en oorlog voeren. Tony Blair waagde het even om ook bezinning op de agenda te zetten. Maar zijn pleidooi voor een nieuwe wereldorde werd als ‘messianistisch’ afgeserveerd. Gevolg: een pijnlijke stilte aan het politieke front als het om wezenlijke oplossingen gaat. Toch ging Ode in gesprekken en publicaties wereldwijd op zoek naar kiemen voor de nieuwe wereldorde van na 11 september 2001.

Daags voor het begin van de bombardementen op Afghanistan deed de Britse premier Tony Blair in een toespraak tot het partijcongres van Labour een oproep om de aanslagen in de Verenigde Staten ook te benutten om een wezenlijk begin te maken met de inrichting van een nieuwe wereldorde. ‘Het monument (voor de slachtoffers, red.) kan en moet groter zijn dan het simpelweg straffen van de schuldigen. Uit de schaduw van dit kwaad (…) moet voor alle landen de hoop rijzen op een nieuw begin waarin verschillen worden bijgelegd (…) en waarin bovenal plaats is voor rechtvaardigheid en voorspoed voor de armen en de berooiden.’

De toespraak van Blair werd weinig lovend beschreven als ‘messianistisch’. Ofwel: de premier was even de weg kwijt. ‘Gelukkig’ vlogen zijn bommenwerpers enkele dagen later keurig naast de Amerikaanse over Afghanistan. Geen enkele wereldleider heeft sindsdien nog gewaagd enige visie die verder reikt dan oorlog ten toon te spreiden. In de Verenigde Staten zelf is het simpelweg taboe om de ‘strafexpeditie’ van president Bush ter discussie te stellen. Deviante columnisten worden ontslagen en het enige parlementslid, dat tegen de militaire actie durfde te stemmen, is al verschillende malen met de dood bedreigd. Maar ook in eigen land wordt het front achter de oorlogszuchtige Amerikaanse president angstvallig gesloten gehouden. Staatssecretaris Rick van der Ploeg die op de televisie zijn twijfel uitte over de zin van het streven om een heel regime omver te werpen om de daders van de aanslagen te straffen, werd meteen op het matje geroepen bij premier Kok en kreeg de schande van politiek Den Haag over zich heen.

Kok liet kroonprins Willem-Alexander nog wel een algemeen verband tussen armoede en terreur leggen, maar de premier haastte zich om eraan toe te voegen, dat hij ‘geen grammetje’ wilde bijdragen aan ‘de idee dat de verschijnselen van achterstelling en armoede een rechtvaardiging zouden mogen zijn voor het plegen van terreurdaden.’ Dat klinkt vanzelfsprekend. Het probleem is dat terroristen niet de enigen zijn die terreur brengen in deze wereld. De Texaanse hoogleraar journalistiek Robert Jensen zegt in De Groene Amsterdammer (22 september 2001): ‘Deze daad (de aanslagen van 11 september, red.) was niet laffer of verachtelijker dan de massaterreur – het welbewust vermoorden van burgers voor politieke doeleinden – die de Amerikaanse overheid zo vaak tijdens mijn leven heeft gepleegd. Gedurende meer dan vijf decennia hebben de VS in de hele Derde Wereld met opzet burgers aangevallen, of zulk willekeurig geweld toegepast, dat je het niet anders dan terrorisme kunt noemen.’

Vragen genoeg. Wat hebben de VS te zoeken in Zuid-Korea, de Filippijnen, Panama of in het Midden-Oosten? Is het de taak van de VS om in de hele wereld politieagent te spelen? Welke serieuze bemiddelingsrol spelen de Amerikanen in het Midden-Oosten als zij jaarlijks meer dan drie miljard dollar steun geven aan Israël? Is het dan een wonder dat negentig procent van de Palestijnen meent, dat de VS geen eerlijke bemiddelaar zijn? Hoe kunnen de VS denken dat die miljardensteun geen gevolgen zou hebben? De Palestijnse moslims haten de Amerikanen, omdat zij voortdurend het slachtoffer zijn van Amerikaanse bommen en Amerikaanse mitrailleurs. Is dat geen terrorisme? Zoals Katha Pollitt schrijft in het kritische Amerikaanse weekblad The Nation (8 oktober 2001): ‘Waarom in hemelsnaam is het fundamentalistische joden uit Brooklyn en Philadelphia toegestaan om Palestijnen uit hun huizen op de Westelijk Jordaanoever te gooien? Omdat God hen dat land heeft gegeven? Is er één redelijk mens die dat gelooft?’

Er wordt terecht en begrijpelijk gehuild over de tragische dood van onschuldige mensen in het World Trade Center. Op straat in New York stonden mensen -– tegen beter weten in – met een foto van hun geliefde in hun hand, in de hoop dat iemand hen het mooiste nieuws zou kunnen brengen. Maar waar hebben zulke mensen met foto’s de afgelopen jaren nog meer gestaan? Waar zijn de duizenden vermisten uit de tijd van het door de CIA gesteunde bewind van Pinochet in Chili? En hoe konden de machthebbers in Nicaragua dertigduizend burgers vermoorden? En waar zijn de tranen voor de 200 duizend Irakezen die door Amerikaans toedoen zijn gedood in de Golfoorlog? En voor de nog eens tenminste 500 duizend onschuldige burgers die sindsdien in Irak zijn gestorven als gevolg van een Middeleeuws embargo, opgelegd door de VS, zonder dat het de positie van Saddam Hoessein noemenswaardig heeft verzwakt?

De Palestijnse publicist Radi Suudi zegt in Contrast (20 september 2001): ‘Tijdens de drie minuten stilte (de herdenking van de aanslagen in Nederland, red.) werd ik heen en weer geslingerd. Ik voelde de pijn van de slachtoffers, maar tegelijkertijd dacht ik aan de werkster van mijn schoonvader in Jordanië. Ze komt uit Basra in Zuid-Irak. Ze verloor twintig van haar naaste familieleden in de Golfoorlog. Ik dacht: voor die vrouw hangt niemand de vlag halfstok. Dat tekent de spagaat waar veel mensen in zitten, die vertrouwd zijn met de Amerikaanse kant, maar ook met de andere kant van het verhaal. Zij zien net als ik in de kern geen verschil tussen wat er nu gebeurde in New York, en wat er in de zomermaanden van 1982 in Libanon gebeurde, toen het Israëlische leger flatgebouwen met de grond gelijk maakte. Toen zagen we dezelfde beelden van met puin en bloed overdekte mensen. Het gaat om dezelfde minachting voor het menselijk leven.’

Maar de Amerikaanse ‘terreur’ reikt zelfs nog verder. De handelspolitiek van de Verenigde Staten wordt in vele landen als agressief ervaren. Jedediah Purdy van de New America Foundation in Washington schrijft in Die Zeit (20 september 2001): ‘Wat de Amerikanen “mondialisering” noemen en als een vanzelfsprekend proces van economische en culturele integratie voorstellen, ervaren vele mensen als imperialistische heerschappij. Een van de fundamenten van die heerschappij is de macht om de beginselen te bepalen waarnaar anderen zich moeten schikken om aan de wereldeconomie te kunnen deelnemen. En als een van die beginselen per saldo bepaalt, dat “universele waarden worden teruggebracht tot het streven naar winstmaximalisatie” wordt dat als imperialisme ervaren. Dat brengt evenveel haat als loyaliteit voort.’

The Economist (29 september 2001) werpt hier tegenin, dat McDonald’s bevolkingen van ontwikkelingslanden niet onder bedreiging van geweld aan de hamburger helpt en dat ook Nike niet van mensen eist – op straffe van gevangenneming – dat zij sportschoenen dragen. ‘Als mensen die producten kopen, doen ze dat omdat zij ervoor kiezen en niet omdat de mondialisering hen daartoe dwingt.’ Toch symboliseert de opmars van McDonald’s en Nike in de wereld de veronderstelling van de rijke landen – onder aanvoering van de VS – dat alle mensen ter wereld zo willen leven als zij. En 11 september maakt ook duidelijk dat die veronderstelling verkeerd is. Overigens onderschrijven ook niet alle Amerikaanse autoriteiten de officiële visie dat de mondialisering uiteindelijk iedereen ten goede komt. In een recente toekomstvisie van het US Space Command wordt investering in een militair ruimteschild bepleit met het argument dat ‘de mondialisering van de wereldeconomie zal doorzetten met een toenemende kloof tussen de have’s en de have-nots.

Een saillant detail in die tegenstelling is het feit dat de moslimwereld de afgelopen eeuw in het bijzonder is achtergebleven ten opzichte van de wereldwijde vooruitgang. Behalve de sjeiks aan de Perzische Golf en in beperkte mate Turkije en Maleisië, is er geen enkel islamitisch land in geslaagd toe te treden tot de gelederen van de industrielanden. Ze kampen allemaal met uit de hand gelopen bevolkingsgroei, hoge werkloosheid en dus veel boze, gefrustreerde, jonge mannen. Die omstandigheden voeden de terugval op de religie, omdat al het andere niet werkt. De islam biedt enige mate van veiligheid en geborgenheid – primaire levensbehoeften waarin de staat niet kan voorzien. In deze arme landen is ‘de moskee de enige oase, niet alleen van schoonheid, maar ook van ordelijke en coherente cultuur’, aldus Anatol Lieven in Prospect (oktober 2001).

‘Natuurlijk heeft deze terreur iets te maken met de verhoudingen in de wereld’, zegt ook een vooraanstaande Nederlandse ondernemer die anoniem wil blijven ‘omdat kritiek op de oorlogszucht van de Verenigde Staten buiten de huidige vorm van “politiek correct” valt’. ‘We moeten het kwaad adequaat tegemoet treden. Maar als het daarbij blijft, verstaan we de signalen niet goed. Blair heeft gelijk en het is treurig dat hij als “verdwaald” werd afgeschilderd. Er tekent zich een scheiding af binnen het kapitalisme. Enerzijds staat de wereld van Wall Street die jaarlijks een stijging van de winst per aandeel met minimaal tien procent eist. Dat streven dwingt tot de exploitatie van mens en natuur, die aan de basis ligt van het grote verschil tussen arm en rijk en de milieuvervuiling in de wereld. Aan de andere kant staat het maatschappelijk verantwoord ondernemen. Thans is aan de orde de agenda van de mensen die ten onrechte anti-globalisten worden genoemd. Die beweging staat voor economische ontwikkeling met respect voor mens en natuur en voor een hervorming van de uitgangspunten voor de wereldhandel. Dat is een hele positieve boodschap die de aandacht verdient.’

Het is een boeiende gedachte om de gebeurtenissen van 11 september te zien als een opstapje voor een dialoog over de toekomst van de wereldeconomie die recentelijk in Seattle en Genua nog niet kon worden gevoerd. In Den Haag zegt VNO/NCW vice-voorzitter Elco Brinkman: ‘Het begint in Noordwest-Europa bij wat bondskanselier Kohl destijds “vervetting” noemde: in elke woonkamer een televisietoestel. De vraag is of je daarin nog moet investeren. We moeten de – door consumptie gedreven – economie bijdraaien in de richting van een economie die ook andere producten levert, zoals goed onderwijs, gezondheidszorg, waar mobiliteit kansen heeft in steden die mooi en schoon zijn. Als je al niet in eigen huis bereid bent om de vraag van de zinvolheid van investeringen aan de orde te brengen, dan kan je een fantastisch verhaal ophangen over de wereldeconomie, maar het begint híer. Het enige wat we doen, is een soort “postgiro-activisme”. Begrijp me goed: ik vind dat prima. Maar de aandacht voor ver weg moet niet een vlucht worden voor wat we in eigen land doen. Dat is een soort nieuwe luiheid. De economie draait echter op de mensen die het doen.’

Van Brinkmans aandacht voor de ‘thuiseconomie’ is het een kleine stap naar decentralisatie van de wereldeconomie, waarin het streven naar regionale zelfvoorziening dient ter ondersteuning van culturele samenhang en sociale saamhorigheid. Respect voor lokale en regionale cultuur is van cruciaal belang voor het politieke evenwicht in landen op de weg van economische ontwikkeling. Die decentralisatie betekent niet het einde van de wereldhandel, maar verlegt de koers van de huidige ongeremde vrijhandel naar de handel in overschotten nadat lokale behoeften zijn vervuld. De Amerikaanse auteur en hoogleraar Herman Daly onderscheidt zulke internationale handel van het proces van mondialisering dat thans gaande is. Mondialisering gaat over uniforme regels, aldus Daly, over een wereld waarin goederen en geld kunnen bewegen zonder dat individuele landen daarover iets te zeggen hebben. Internationalisering betekent handel tussen landen. Die landen bepalen hun eigen standaarden en het is aan andere landen om vast te stellen of zij daarmee zaken willen doen.

Zulke wijzigingen in de handelspolitiek betekenen overigens niet het einde van de mondialisering, zoals de auteur en voormalige Peruaanse presidentskandidaat Mario Vargas Llosa terecht vaststelt in een recent essay in Reason (juli 2001). Hij wijst erop dat het proces van mondialisering niet alleen de economie betreft, maar ook de kans biedt voor de verspreiding van wezenlijke, universele waarden zoals democratie, verdraagzaamheid, vrijheid en pluralisme. Waar economische verschillen tussen arm en rijk juist een voedingsbodem voor terreur kunnen zijn, dagen die waarden het terrorisme uit op een duurzamere wijze dan middels een ‘oorlog die oorlog moet beëindigen’. Want oorlog als een middel om veiligheid te verwerven, blijft een paradox. ‘Oog om oog’ maakt iedereen blind, kopte Die Zeit (27 september 2001). En de Amerikaanse auteur Wendell Berry schrijft in Grist Magazine (oktober 2001): ‘Het doel van oorlog is niet vrede, maar overwinning. Iedere overwinning die door geweld wordt verkregen, rechtvaardigt dat geweld en leidt tot meer geweld.’

Voorbij de wraak van Bush ligt immers uiteindelijk het verlangen naar veiligheid van de Amerikaanse – en Europese – burgers. Oorlog biedt geen veiligheid. Maar ook hekken en gevangenissen beschermen niet tegen terrorisme. De nestor van de Israëlische vredesbeweging Gush-Shalom, Uri Avneri, zegt in De Groene Amsterdammer (22 september 2001): ‘Je kunt een miljoen muggen doden, maar er zullen er miljoenen méér voor in de plaats komen. Als je er vanaf wilt, moet je het moeras droogleggen. Iemand wordt niet op een ochtend wakker en zegt tegen zichzelf: vandaag ga ik een vliegtuig kapen en zelfmoord plegen. Zo’n beslissing groeit in iemands geest, in een traag en lang proces dat jaren duurt.’

Hoe voorkom je dat nu meer geesten worden verwond die in de toekomst voor nieuwe terreur kunnen zorgen? De Amerikaanse psychiater Marshall Rosenberg verbleef een groot deel van zijn leven in de ergste oorlogsgebieden, zoals Rwanda, Burundi, Kroatië en het Midden-Oosten. Door middel van wat hij geweldloze communicatie noemt, brengt hij daders en slachtoffers bij elkaar. Door naar elkaar te luisteren, worden monsters weer mensen. ‘Dat gaat verder dan de andere wang toekeren. Het betekent dat je bereid bent je in te leven in de angsten, pijn, woede en diepe verlangens die verborgen liggen achter de aanval. De vijand is dan ineens geen monster meer dat je aanvalt, maar een mens dat bang is en zichzelf wil beschermen. Het doel van elkaar te straffen, verandert dan in een verlangen elkaar bij te staan om de problemen op te lossen’, zegt hij. Alleen al in het Midden-Oosten kunnen oneindig veel van dergelijke gesprekken worden gevoerd die de mensheid voor veel kwaad kunnen behoeden.

Voor veiligheid is het van belang dat het overbruggen van verschillen het eerste punt op de agenda van de wereldpolitiek wordt. Er bestaat geen effectievere remedie tegen terrorisme. Het is veel geschreven: het WTC in New York stond als een symbool voor de Amerikaanse – en westerse – rijkdom. Als een symbool voor stijgende beurskoersen en winstmaximalisatie. Na 11 september is één ding duidelijk: veiligheid is thans een hoger doel dan winstmaximalisatie. Dat feit bepaalt de richting van de weg naar een nieuwe wereldorde.

0 reacties:

Een reactie posten